donderdag 1 oktober 2015

De bomma


Mijn grootmoeder is dood. Tweeënnegentig is ze geworden. Tot vorig jaar woonde ze nog thuis en ze kon zich aardig redden. Betaalde hulp had ze niet nodig, vond ze zelf. Mijn moeder, haar dochter dacht daar anders over, maar kinderen moeten hun ouders eeuwig blijven gehoorzamen en er voor zorgen, vond bomma. Mijn moeder ging drie keer per week langs met eten voor meerdere dagen zodat bomma het maar moest ontdooien en opwarmen. Elke vrijdag deed mijn moeder de kuis, zo spaarde bomma het  loon van een poetsvrouw uit.
 
'Wees blij, ik zorg voor jullie erfenis,’ lachte bomma als mijn moeder weer eens sakkerde over het vele werk. ‘Ge weet heel goed dat ik hier geen vreemden over de vloer wil.’
 

Mijn zus en ik hebben elk twee kinderen: een jongen van vier en een meisje van zeven. Ja, allebei van dezelfde leeftijd. Niet afgesproken nochtans.  Natuurlijk zit er wel enkele maanden verschil tussen: mijn zoon is van maart en zijn neefje verjaart in november. Onze kinderen zijn tweemaal twee handen op één buik. 

Bomma keek uit naar onze bezoekjes als een kind naar de kermis. Ze was gek op haar achterkleinkinderen en verwende ze rot. Taart, snoepjes, zakgeld,…

‘Ik  ga straks weer buikpijn hebben,’ glunderde mijn zoon toen we naar bomma vertrokken. ‘Naar dé bomma,’ zeggen ze altijd. Gewoon bomma doet haar blijkbaar niet genoeg eer aan.

Veel kinderen vinden dat hun grootouders oude mensen zijn, maar wat dat betreft heeft mijn moeder geluk. ‘De bomma, dié is oud,’ zeggen onze kinderen vol trots en bewondering. ‘Ze loopt met een stok en ze is bijna honderd jaar. Je moet tegen haar roepen, heel hard in haar oor en dan verstaat ze het nog niet.’  Een hoorapparaat zou een te grote hap uit onze erfenis halen natuurlijk.

Vorig jaar is ze gevallen en ze brak haar arm. Daarna was een rusthuis onvermijdelijk en alhoewel ze zich lijdzaam schikte in haar lot, zag je haar zienderogen achteruit gaan.
‘De bomma zal niet lang meer leven,’ verkondigden haar jongste nazaten tegen iedereen die het horen wilde. Ik hoopte dat het geen wishful thinking was want de laatste tijd gingen ze niet graag meer op bezoek. De bomma zat daar maar in een zetel en leek amper nog te merken dat de kinderen er bij waren. ‘Het stinkt hier,’ mopperden  ze en niet onbelangrijk: er kwamen geen snoepjes meer.
En nu is de bomma gestorven. De kleintjes  zijn duidelijk verdrietig wanneer ze er aan denken maar als de Minions passeren zijn ze de bomma weer helemaal vergeten. Mijn zoon heeft me wel al vijf keer gevraagd: ‘Zien we de bomma nu écht nooit meer?’ 

We besloten hen alle vier mee naar de begrafenis te nemen, ook de kleintjes. We konden hen het afscheid van de bomma niet ontzeggen. In de kerk moesten we de jongens maar een paar keer tot stilte aanmanen. Ze bleven flink op hun stoel zitten en volgden de dienst alsof iemand hen nadien zou ondervragen.

Toen we aan het graf stonden, grabbelde mijn zoon mijn hand vast en hij leunde tegen mijn been. Hij durfde amper ademen terwijl de priester de zegeningen uitsprak. De twee meisjes hadden hun arm rond elkaar geslagen en keken met open mond naar de kist.

‘Moeten we niet terug naar school?’ vroeg mijn neefje toen we het kerkhof verlieten. Ik legde hem uit dat we naar de koffietafel gingen en dat het daarna te laat zou zijn om nog naar school te gaan.

‘Dan hebben we dus vandaag een vrije dag?’ wou mijn zoon weten en hij keek naar zijn zus ter bevestiging.

‘Ja,’ zei die en ze stak haar duim in de lucht : ‘Goed gedaan van de bomma, he.’


Geen opmerkingen:

Een reactie posten