zaterdag 28 november 2015

Kaarsen bij Kerstmis


De kerststal staat boven op de TV. Ik kruip op een stoel naast mama zodat ik goed kan zien hoe ze de kaarsen één voor één aansteekt. 

De warme geur kruipt langs mijn neus in mijn hoofd en doet me duizelen. De vlammetjes dansen voor mijn ogen als elfjes in het bos. Ik buig me langzaam voorover, dichter en dichter naar de lichtjes tot mama me achteruit trekt: ‘Pas toch op, straks vliegen je wenkbrauwen in brand.’

Ik moet van de stoel af. Van op de grond  blijf ik verder kijken tot mama de kaarsen uitblaast en me naar bed stuurt.
Nu moet ik weer wachten tot morgen.


‘Verdorie, er is geen brood meer.’ Mama kauwt op haar lippen, dat doet ze vaak als ze boos is. Ze staart  in de verte.  Ze vraagt zich zeker af wie er naar de broodautomaat moet gaan. Ze heeft niet graag dat ik ga want  ik moet dan een drukke steenweg oversteken. Ik ben nochtans voorzichtig, maar er zijn op die plaats al veel ongelukken gebeurd.

Maar ze heeft ook niet graag dat ik alleen thuis blijf.  Ze zal toch iets moeten beslissen want ik heb honger.
‘Kan jij even op Lucas passen terwijl ik een brood ga halen?  Ik ben binnen tien minuutjes terug.’
Ik knik. Mijn kleine broer zit braaf te spelen in zijn box naast de TV.  ‘Ik ben  toch al negen jaar,‘ zeg ik.

Mama trekt haar jas aan, aait Lucas over zijn bolletje en geeft mij een haastige kus. ‘Braaf zijn he,’ schudt ze met haar wijsvinger. ‘Ik ben direct terug.’
Wat zal ik ondertussen doen? Best geen boekje pakken.  Als ik lees, vergeet ik alles rondom mij. Ik kijk naar het stalletje op de TV en ...  neen, als mama dat zou zien.  Maar ik blijf ernaar kijken. Het is net of ik de kaarsen al ruik. Eventjes maar.

Waar liggen de lucifers? In de bovenste schuif. Ik trek de stoel voor de TV en kruip er op. Lucas kijkt op vanuit zijn box. Hij brabbelt tegen me maar ik versta er niks van.

Ik probeer de lucifer aan te steken  maar dat is niet gemakkelijk.  Het eerste  stekje breekt doormidden. Bij het tweede probeer ik een paar keer zo wild dat het gele kopje er helemaal afspringt. De volgende lucifer brandt eventjes maar de vlam gaat meteen terug uit.  De vierde lucifer gaat eindelijk aan. Heel voorzichtig hou ik het brandende stokje tegen de wiek van de eerste kaars.
Ik wil de derde kaars aansteken maar de lucifer is bijna opgebrand en bijt in mijn vingers. Ik laat de lucifer vallen en duw de tweede kaars omver. Het stro op de bodem van het stalletje vliegt in brand. De wattensneeuw  op het dak smelt weg en ineens staat de stal helemaal in brand. Ik schrik en val van mijn stoel. Mijn elleboog stoot hard tegen de grond maar ik voel het amper.

Ik kijk rond om hulp. Lucas! Lucas staat vlak naast de vlammen. Ik moet hem daar weghalen. Ik buig me over zijn box en probeer hem op te tillen, maar het lukt niet. De vlammen likken aan het papier op de muur en de slingers aan het plafond staan ook al in brand. Ik moet iets doen! Water erover gieten? Hoe krijg ik zo’n zware emmer getild? Ik moet nú iets doen.

De vlammen knarsen en knetteren en ik spring van het ene been op het andere terwijl mijn hoofd bijna ontploft van schrik.  Er vliegen stukjes vuur in het rond. Eentje is op de arm van Lucas gevallen en zijn gekrijs doet pijn aan mijn oren.  Mijn broertje gilt en steekt zijn armpje naar me uit. Ik voel mijn hart bonken tegen mijn ribben en ik word duizelig.

Ik moet hulp halen, maar ik wil hem niet alleen laten. De brandende slingers vallen van het plafond naar beneden. Vlak naast de box van Lucas.  Ik trek hem tegen me aan, de spijlen van het park tussen ons in.  ‘Sssssst, ’zeg ik  en ik geef hem een knuffel . Ik voel me een lafaard als ik naar de voordeur loop. ‘Brand!’  schreeuw ik terwijl ik aanbel bij de buurvrouw aan de overkant. Ik bonk met mijn vuisten op de deur.

Gelukkig is ze thuis. Ze begrijpt direct wat er aan de hand is. Ze trekt haar nylon schort uit en laat hem op straat vallen terwijl ze ons huis binnenloopt. Even kijkt ze rond. Dan tilt ze Lucas als een veertje uit de box.  ‘Neem hem mee naar buiten,’ schreeuwt ze en ze wijst naar de voordeur. Ze zet de deur naar de koer open, graait een paar handdoeken vast en wikkelt die om haar handen. Ze neemt het brandende stalletje van de TV, gaat er voorzichtig mee naar achteren en gooit het buiten op de stenen vloer. Ze trekt alle brandende slingers van de muur en met een handdoek klopt ze het gevaar uit ons huis.

Mijn oren tuiten nog van de donderpreek die ik van mama kreeg maar dat kan me niet schelen. Eigenlijk had ik gehoopt dat ze me een pak slaag zou geven. De zin : ‘Ik kan je dus niet vertrouwen,’ deed veel meer pijn.
Ik steek nooit van mijn leven nog een kaars aan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten